Marcel Thiels: “Ik wil als vrijwilliger de vrijheid houden, zodat ik overál mijn ding kan doen.”
Het Nederlands Steendrukmuseum heeft enkele beroepskrachten in dienst. Maar zonder ook nog talloze vrijwilligers hoeven zij de deuren niet te openen voor het grote publiek. Eén van die vrijwilligers is Marcel Thiels, de verantwoordelijke man van de technische dienst. Gedreven vertelt hij over zijn vrijwilligersbaan aan de Oranje Nassaustraat. “Onze maatschappij kan niet meer zonder vrijwilligers”, zo stelt hij.
Tekst en beeld Evert Meijs
Een groepje van zeven personen, waarvan de meerderheid vrijwilliger is, zit gezellig aan tafel met koffie en thee. Koffie is niet alleen de drijfveer van onze maatschappij, maar zeker ook de onmisbare binding die vrijwilligers motiveert om zich in te zetten voor het goede doel. Eén van die volontairs is Marcel Thiels (1953), een man die absoluut niet stil kan zitten. Had hij vroeger een job bij de Koninklijke Marechaussee en bij de Politie, vanaf zijn pensionering in 2016 zet hij zich als vrijwilliger in op diverse fronten. Marcel: “Ik zei tegen iedereen: ik ga eerst een jaar niks doen. Maar dat lukte me niet. In Luyksgestel kwam die hagelschade en het Bakkerijmuseum vroeg of ik in mijn geboortedorp wilde beginnen met het archiveren wat ze allemaal in hun museum hadden. Door de jaren heen heb ik daar alles gedaan. Ik was er zó vaak, dat het wel op werken begon te lijken.(lacht)” Nu gaat Marcel er af en toe nog heen om wat te bakken. Henrie, zijn buurman, is bij het steendrukmuseum als vrijwilliger en vraagt of bezig zijn als technische dienst iets voor Marcel is. “Ik ben toen bij het Nederlands Steendrukmuseum begonnen op 6 april 2022, zonder dat ik ook maar iets van het museum kende.” Op de vraag wat zijn werk nu inhoudt, somt hij op: lampen ophangen, oude exposities mee helpen afbreken, nieuwe exposities mee helpen opbouwen en problemen oplossen als er iets is met het gebouw of met een machine.
Druk met de kelder
Marcel beperkt zijn vrijwilligerswerk alleen tot het steendrukmuseum. Hij is geen beheerder van het totale gebouw en ook niet de technische man voor de andere musea in Carolus.
Heb je iets met drukken, Marcel? “Nee, nee, niente, totaal niets. Zo lang ik hier ben heb ik het één en ander gezien, natuurlijk. Het is best interessant om ernaar te kijken. Mij is al eens gevraagd of ik drukker wilde worden voor demonstraties, maar daar zitten voor mij dan net te veel verplichtingen aan.” Zijn directe collega Henrie is er ook nog, en doet wat hij kán. Op dit moment is Marcel druk met de kelder. “De hele kelder is inmiddels opgeruimd en ik ben nu bezig met het digitaal archiveren van alle boeken die er staan over drukken, drukkerijen enzovoort. Er zitten nieuwe maar ook hele oude bij uit 1800. Verder ligt er nog veel museummateriaal. Het lijkt wel een depot. Zo val ik steeds van het één in het ander.” Henrie en Marcel zorgen ook voor het klimaat in het museum. Her en der hangen bevochtigers en ontvochtigers, om constant digitaal uit te lezen hoe de situatie is omtrent de vochtigheid. “Die apparaatjes staan in elke ruimte; in de het atelier, de expozaal, de Vrijdaghal, de museumruimte en de kelder.”
Geen vast rooster
Soms helpt de oud-politieman mee met de drukkers, maar af en toe komen er kunstenaars zoals bijvoorbeeld de zoon van Theo van Gogh, om te drukken. “Die hoef je niet te helpen; dan moet je vooral overal van afblijven. Dan mag je al blij zijn als je mag kijken”, zegt hij lachend. Marcel denkt dat hij het drukken zeker wel onder de knie zou kunnen krijgen. “Maar dan moet je er bijvoorbeeld elke woensdag zijn. Dan pin ik me voor mezelf te veel vast, want ik wil ook nog met mijn vrouw en onze kleinkinderen op pad kunnen. Die vrijheid wil ik wel houden.” Om die reden zit Marcel ook niet vast aan een bepaald rooster. Hij heeft de sleutels en kan er altijd in. Als de directeur of het kantoorpersoneel vraagt om een klusje te klaren, kan Marcel de tijd zelf indelen. Tijdens de museumnacht wordt hem gevraagd als fakir op te treden. “Ik doe niks uit mijzelf, zij komen met opdrachten of verzoeken.” Als sommige dingen boven zijn pet gaan, worden specialisten van buitenaf ingeschakeld., zoals bij ingewikkelde elektronica. “Als een bevochtiger het niet goed doet, komt er iemand voor.”
Intensief maar leuk
Marcel heeft geen vast aantal uren per week dat hij met het technisch onderhoud bezig is. “Als het druk is, ben ik er misschien drie keer per week. En als het rustig is, kom ik misschien maar één keer. Maar dat is wel het minimum. Als ik er ben, ben ik er wel ’n dagdeel.” Soms geeft Marcel ook adviezen aan de directie. Zo stelt hij voor om de hele oude boeken apart te zetten van het bibliotheekgedeelte. “Dat zijn al museumstukken op zich.” Als je vraagt wat Marcel tot nu toe het allerleukste vond om te doen, zegt hij: “Henrie en ik hebben in het museumgedeelte samen de grote platen en ingelijste litho’s een nieuwe permanente plek aan de wand gegeven. Dat was wel intensief maar ontzettend leuk. Ook als er mensen vanuit het Rijksmuseum of het Leids Museum komen om iets op te hangen, vind ik het interessant om te zien hoe de professionals dat doen. Hoe alles beschermd wordt en behandeld wordt, dat is erg leuk om te zien.”
De technische man ondervindt heel veel gezelligheid tussen de vrijwilligers en de staf onderling. “We hebben een hele goede groep, alleen jammer dat je steeds mensen tekort komt, zoals foyermedewerkers, rondleiders, drukkers en winkelpersoneel.”
Marcel is als vrijwilliger niet alleen in het museum te vinden. Ook de Zonnebloem maakt graag gebruik van zijn kwaliteiten, en wijkcommissie de Hoge Akkers, waarvan hij voorzitter is. “Ook op Kempenhof en Taxandria doe ik nog vrijwilligerswerk. Dat is héél dankbaar om te doen. Daarom wil ik de vrijheid houden zodat ik overal mijn ding kan doen en er zelf lol in blijf houden en nog iets kan betekenen voor anderen. Dát vind ik het belangrijkst. Je verbreedt je wereld, je interesseveld en je betrokkenheid bij de maatschappij.”